top of page

Oplossingsgericht Coachen - De benchmark

De oplossingsgerichte werkwijze kan op verschillende wijzen worden ingezet. Het gebied van doelstellingen en het maken van een plan is een van de gebieden waar de oplossingsgerichte werkwijze van waarde kan zijn binnen de sport.

 

Om structuur te geven aan het proces van doelen stellen, uitvoeren/monitoren en evalueren, wordt er binnen deze stukken gekeken naar de ‘5 steps approach’ als omschreven door Charles van Commenee (2014). De volgende stappen zijn onderdeel van deze strategie;

 

  1. Benchmark

  2. The Gap

  3. Goalsetting

  4. Terms and Conditions

  5. Evaluation

 

In het hier op volgende stuk zal per stap worden uiteengezet wat de stap inhoudt en hoe de coach gebruik kan maken van oplossingsgerichte technieken om tot de juiste invulling te komen.

 

De sporter dient, om vooruit te gaan, de blik op de toekomst gericht te hebben. Het te lang stilstaan bij problemen of negatieve ervaringen draagt weinig tot niets bij aan het zetten van een stap voorwaarts. Het is van het grootste belang om de sporter te laten nadenken over zijn of haar plan voor uiteindelijk succes.

 

Een belangrijke garantie is dat verandering altijd aanwezig is. Het is echter ook zo dat deze constante, de verandering, aan te sturen is. Door de sporter met de juiste vragen te laten kijken naar zijn of haar eigen project is het mogelijk om de garantie van verandering te gebruiken en in de juiste richting te gaan sturen.

 

Benchmark

Kijkende naar oplossingsgericht coachen is een van de belangrijke hulpmiddelen in deze methode om het einddoel voor ogen te hebben. Dit is in topsport niet anders, de sporter moet zijn of haar eindpunt helder voor ogen hebben. Maar wat is dat eindpunt nou eigenlijk? Hoe en wat dient de sporter te omschrijven?

 

In deze methodiek dient de sporter zichzelf te bekijken op tenminste de volgende punten;

 

  • Techniek

  • Tactiek

  • Fysiek

  • Mentaal

  • Overige zaken

 

In deze stap is het belangrijk dat de sporter niet per se in de spiegel kijkt. De sporter moet een ‘benchmark’ beschrijven van zichzelf op de bovenstaande onderwerpen.

 

Vaak helpt het om de sporter te vragen wat hij graag wil bereiken in de sport die hij of zij doet. Het maakt in dit geval niet uit dat de sporter dan vaak komt met een prestatiegericht antwoord. Vragen die hierbij passen zijn;

 

  • Wat zou je graag willen bereiken?

  • Wat zou voor jou de ultieme prestatie zijn?

  • Wanneer is je carrière voor jou geslaagd?

  • Hoe ziet een succesvolle carrière eruit?

  • Stel dat je over 15 jaar stopt met het bedrijven van topsport, wat moet er dan tussen nu en dat moment zijn gebeurd om tegen jezelf te kunnen zeggen; “Ja ik ben heel erg tevreden met wat ik heb behaald?”

 

Vervolgens is het van belang dat de sporter gaat bedenken wat er voor hem of haar nodig is om de finish en/of het einddoel te bereiken.  Veel sporters hebben niet veel moeite met het voorstellen van de finish of het einddoel. Als de stap dan moet worden gemaakt naar wat daarvoor nodig is, dan lopen veel sporters meer vast en hebben ze hulp nodig. Coaching kan daarin een belangrijke rol spelen. De vragen die de coach zou kunnen gebruiken in deze stap zijn bijvoorbeeld;

 

  • Kijkende naar het einddoel, kan je je de dag voorstellen dat je dit gaat halen?

  • Hoe zou je aan jezelf kunnen voelen dat je in staat bent om je einddoel te halen?

  • Wat zouden jouw tegenstanders aan jou merken?

  • Hoe zou een tegenstander voelen dat jij je doel gaat bereiken?

  • Hoe zou ik als coach aan je merken dat je klaar bent om je doel te behalen?

 

Als coach zal je merken dat je per sporter op zoek moet naar vragen welke aansluiten bij de manier van werken van de sporter. Sommige sporters zijn erg goed in het maken van visuele representaties van het einddoel terwijl andere sporters veel beter zijn in het voorstellen van gevoelens. Andere sporters zijn juist heel erg goed in het opsommen van feitelijke zaken die nodig zijn voor het bereiken van hetgeen ze willen.

 

Het is voor het uiteindelijk plan van de sporter belangrijk om grondig te zijn in deze stap. Het helpt de sporter als hij de benchmark tot in details kan beschrijven maar ook op verschillende niveaus;

 

  • Feitelijk niveau

  • Gevoelsniveau

  • Visueel niveau

 

Hoe grondiger, specifieker en uitgebreider de studie naar de benchmark is, hoe gedetailleerder het uiteindelijk plan kan worden opgesteld. Het is belangrijk om te beseffen dat in goalsetting de eerste klap een daalder waard is. Als de sporter een helder beeld heeft van zijn eindpunt is het gemakkelijker om een vergelijking te maken van de huidige situatie met de ideale situatie. Als verschillen duidelijk zijn, kan de sporter bepalen wat de eerste stappen zijn die hij of zij moet zetten om dichterbij de finish te komen.

 

Stel dat…

Als de coach met de sporter tot een gedetailleerde omschrijving wil komen van de benchmark, is het van belang om de verbeeldingskracht van de sporter te gebruiken. De sporter moet in staat zijn om zich het einddoel voor te stellen.

 

De coach kan de woorden ‘Stel dat…’ gebruiken om de sporter zich iets voor te laten stellen. Sporters weten in veel gevallen niet dat zij in staat zijn om zich een voorstelling te vormen van het einddoel en alle zaken die daarmee verbonden zijn.

 

Voorbeelden van vragen die de coach kan gebruiken om de verbeeldingskracht van de sporter aan te spreken zijn;

 

  • Stel dat je de techniek al perfect zou kunnen uitvoeren, hoe zou dat dan voelen?

  • Stel je voor dat je in de Olympische finale staat, hoe zou jouw tegenstander dan aan jouw merken dat je er klaar voor bent om die finale te judoën?

 

Belangrijke anderen

Een andere strategie om de benchmark te verhelderen kan het stellen van relatievragen zijn. In relatievragen maken we gebruik van de visie van anderen om de sporter heen.

 

Als de sporter wordt gevraagd om naar zichzelf te kijken vanuit het perspectief van iemand anders kan dat ertoe leiden dat er meer belangrijke zaken naar voren komen betreffende het einddoel en de gewenste situatie.

 

Voorbeelden van relatievragen zijn;

 

  • Hoe zou jouw coach aan jouw merken dat je er klaar voor bent?

  • Wat zouden jouw teamgenoten aan jou zien in trainingen vlak voordat je je doelen gaat bereiken?

  • Wat zouden je tegenstanders voelen als jij in staat bent om te scoren op zoveel verschillende manieren?

  • Wat zouden je ouders aan je merken wanneer je bent gegroeid richting je einddoel?

 

En wat nog meer?

Zorg dat je als coach een nieuwsgierige houding aanneemt. Ga ervan uit dat jij als coach niets weet van de sporter, heb een onwetende houding.

 

In gesprekken hebben sporters soms de neiging om een antwoord te geven waarmee ze de vraag beantwoorden maar waarbij jij als coach het idee hebt; “Is dit alles wat de sporter heeft te vertellen over het onderwerp?”

 

Het loont de moeite om vanuit een ‘onwetende’ houding het volgende type vragen te blijven stellen;

 

  • En wat nog meer?

  • Heb je nog meer gedachtes over dit onderwerp?

  • Wat kan je mij hier nog meer over vertellen?

  • En verder?

 

De coach zal vaak merken dat de sporter dan verder begint te vertellen dan het eerste antwoord. Als de coach te snel tevreden is met het verkregen antwoord, loopt de coach het risico om de benchmark niet genoeg specifiek te maken. Zoals eerder ook al gezegd; hoe nauwkeuriger de benchmark is beschreven, hoe makkelijker de volgende processen worden.

 

Containerbegrippen

De coach dient de sporter de kans te geven veel zelf in te vullen. Geef aan de sporter aan dat wanneer hij of zij een start maakt met de benchmark, hij of zij niet alles perfect hoeft in te vullen. Sterker nog; het is van groot belang dat de sporter zich beseft dat het gaat om het invullen van een benchmark die iets moet zeggen over de manier waarop de sporter denkt dat hij of zij succesvol kan zijn in de sport die wordt beoefend. De coach stelt zich op als adviseur en helpende hand, niet als kapitein of bepalende factor.

 

Wanneer de coach de eerste versie(s) van de benchmark leest, dient er te worden gekeken naar alle containerbegrippen en algemeenheden die de sporter heeft gebruikt. Vaak ziet de coach de volgende woorden terug in een benchmark;

 

  • Ik ben goed in het uitvoeren van een tactisch plan.

  • Ik weet alles van mijn tegenstanders.

  • Ik heb een uitstekend fysiek.

 

Wanneer we streven naar het opstellen van een zo specifiek mogelijke benchmark, moet de sporter de cursief gedrukte woorden verder uitdenken. Vragen die daarbij passen zijn bijvoorbeeld;

 

  • Wat betekent goed voor jou?

  • Hoe ziet goed eruit in een wedstrijd?

  • Waaraan zou een tegenstander kunnen merken dat je je tactische plan goed kan uitvoeren?

  • Stel dat je heel erg goed bent in het uitvoeren van een tactisch plan, waar zou je dat dan aan merken?

  • Hoe zou ik aan je kunnen merken dat je goed bent in het uitvoeren van een tactisch plan?

 

Natuurlijk zijn er naast bovenstaande vragen nog meer vragen te bedenken. Zorg dat je als coach creatief bent en probeert te variëren in de vragen die je stelt. Het doel van de vraag is uiteindelijk leidend, de coach wil dat de sporter een zo specifiek en helder mogelijk beeld kan vormen van hoe hij of zij uiteindelijk succes vol kan zijn binnen zijn of haar sport.

 

Aanwezigheid van oplossingen

De coach zorgt ervoor dat hij de sporter uitdaagt om alles op te schrijven in de aanwezigheid van oplossingen en niet in de afwezigheid van problemen. Dit draagt eraan bij dat de sporter nadenkt over wat hij moet doen, niet over wat hij moet laten. Het dwingt de sporter te denken in de richting van een plan in plaats van in de richting van problemen.

 

Voorbeelden van wat een sporter kan zeggen in het beschrijven van de benchmark zijn bijvoorbeeld;

 

  • Ik wil voorkomen dat ik onnodige fouten maak.

  • Ik wil niet nadenken over het uiteindelijke resultaat.

  • Ik heb geen neiging meer tot het eten van ongezond eten in het weekend.

 

De coach dient bovenstaande uitspraken te herkennen als uitspraken opgesteld in de afwezigheid van problemen. De sporter wil iets voorkomen, niet meer doen of wil geen neiging meer hebben tot iets. Het mooie aan deze uitspraken is dat ze makkelijk te bevragen zijn;

 

  • Oke, wat goed dat je herkent wat je wilt voorkomen, wat zou je moeten doen om te voorkomen dat je de fouten maakt?

  • Waar zou je wel over willen nadenken? Welke gedachtes helpen jou?

  • Wat zou je graag willen doen in plaats van het eten van ongezond eten?

 

Het antwoord op deze vragen heeft altijd te maken met het tegenovergestelde van wat de sporter heeft opgeschreven. Het vraagt om een oplossing voor het probleem wat ze hebben opgenoemd. Daarnaast kan de coach gemakkelijk doorvragen op het antwoord om tot een uiteindelijk plan te komen.

 

Omschrijf alsof je het bezit

Een ander punt, een punt dat aansluit op het voorgaande, is dat de sporter moet proberen om alles te omschrijven alsof hij of zij al in bezit is van de skills die hij of zij nodig heeft om tot zijn of haar beste prestaties te komen.

 

Dit wil zeggen dat de sporter moet proberen de zinnen te starten met bijvoorbeeld;

 

  • Ik kan…

  • Ik heb…

 

Het gebruik van deze woorden aan het begin van een zin dwingen de schrijver ervan ertoe om te spreken over een bezit. Natuurlijk kan de sporter ook op andere wijzen vertellen dat hij of zij de beschikking heeft over een bepaalde skill.

 

Sporters hebben nogal eens de neiging om erg puntsgewijs te werken, dus geen volzinnen te gebruiken. Verder willen sporter nogal eens te snel te denken in doelstellingen. De benchmark is in zijn geheel misschien een eindpunt, echter wanneer de sporter de benchmark opstelt moet hij vooral omschrijven hoe het eruit ziet.

 

De sporter heeft de neiging om in doelen te spreken als de coach de volgende, of soortgelijke, dingen terugleest in de benchmark;

 

  • Ik wil…

  • Ik ga…

 

Beide opties impliceren toekomstgerichtheid, wat op zich positief is, maar het impliceert ook dat de sporter het nu nog niet bezit. De sporter is dus al bezig met het afzetten van zichzelf tegen de benchmark. Het vergelijken van de huidige situatie van de sporter met de benchmark gebeurt in de volgende stap.

 

De vergelijking die de sporter in de volgende stap dient te maken is gemakkelijker wanneer er een duidelijk omschreven eindpunt is. Als het eindpunt al een vergelijking is, verliest het eindpunt zijn motivationele waarde.

 
 
bottom of page